Maischen
Wanneer het mout geschroot is, kun je gaan maischen. Je maakt een beslag van geschrote mout en water. Het maischen is een best wel complex proces. Je kunt ingewikkelde maisschema’s maken waarbij je op op verschillende temperaturen pauzes aanhoudt. Bijvoorbeeld inmaischen tussen de 40 en de 50 graden, dan doorverwarmen, enzovoort. Wij houden over het algemeen een eenstapsmaisschema aan. Een uur lang je beslag op op een constante temperatuur van (ongeveer) 67 graden houden. Voor thuisbrouwers zonder professionele apparatuur is dit over het algemeen de makkelijkst haalbare methode.
Tijdens het maischen wordt je mout omgezet in vergistbare en niet vergistbare suikers. De vergistbare suikers zijn nodig voor je gist, zodat suiker omgezet kan worden in alcohol. Niet vergistbare suikers zorgen voor de smaak. Je hebt verschillende moutsoorten die zorgen voor verschillende soorten suikers en smaken. Daarom heb je altijd een basismout nodig (bijvoorbeeld pale mout) die je tot 100% zou mogen storten in je beslag, omdat deze voor veel vergistbare suikers zorgt. Maar je beslag mag bijvoorbeeld maar voor maximaal 5% bestaan uit hele donkere chocolade mout. Dit type mout zorgt voor veel smaak en kleur, maar voor te weinig vergistbare suikers, waardoor je gist er uiteindelijk geen bier van kan maken.
Je beslag mag niet te dik zijn, maar ook niet te dun. De verhouding van mout ten opzichte van water kan het best ongeveer 1:2,5 tot 1:4 zijn. Dunner dan dat moet het eigenlijk niet worden.
Tijdens het maischen mag je beperkt roeren in je beslag. Het moet uiteraard niet aanbranden, maar voortdurend blijven roeren is niet ideaal.